Luisteren naar jezelf
Anonieme Dokters over het
risico van het vak
Joost Visser
Medisch
Contact, 9 juli 2003
Wie
arts is, dreigt al snel aan zichzelf voorbij te lopen.
Anonieme Dokters zetten zichzelf en zo elkaar weer op het rechte spoor.
‘Je kunt alleen helpen als je ook jezelf helpt.’
Steven de Wit (45) is
vijftien jaar huisarts, in een kleine plaats aan de grote rivieren.
Begin jaren negentig liep hij vast in het werk: ‘In die periode stierf
mijn vader, ging de hond dood en overleden enkele studiegenoten van
weleer.
Ik was moe, vervelend
voor mezelf en mijn omgeving, mopperig. De lol was eraf. Terwijl ik
juist toen veel energie stak in een nog jong gezin met twee kleine
kinderen.
Die vraag van de
arbeidsongeschiktheidsverzekering werd opeens bedreigend: voelt u zich
bestand tegen de eisen die het beroep, gezin en levensomstandigheden
aan u stellen? Mijn eerlijke antwoord was toen: “Nee, dat ben ik niet.”
Ik had nergens lol in
en dronk meer alcohol dan goed voor me was. Al bij al geen goede
voedingsbodem om het vak uit te oefenen. Door een waarnemer in te huren
kon ik er een halfjaar tussenuit.
Zo kwam ik tot het
inzicht dat ik iets moest doen en heb ik professionele hulp gezocht. De
psycholoog is rijk van me geworden en ik heb een hoop van haar geleerd.
Maar toch kreeg ik het
probleem niet onder de knie. Mijn vraag was: wat wil ik nou eigenlijk?
En wat wil ik juist niet? Waar liggen mijn grenzen?’
Barend Ornstein (58)
kreeg het al eerder in zijn carrière voor de kiezen. Met het
artsdiploma op zak stapte hij het ziekenhuis in om te worden opgeleid
tot anesthesist.
Een slechte
beslissing: ‘Ik merkte dat ik het niet voor elkaar kreeg. Het ging
gewoon niet. Ik kreeg griep, verscheen niet op het werk. In
psychiatrische termen leed ik aan een gedecompenseerde neurose, nu zou
je dat burn-out noemen.
Blinde paniek, dat was
het. Ik voelde me opgesloten in het ziekenhuis, draaide mee in wat ik
als een circus ervoer. Ik was nog jong, amper 30.
Ik herinner me dat ik
midden in die ellende tegen mezelf zei: “Als ik de pretentie heb om
ooit nog mijn vingers uit te steken naar anderen om ze beter te maken,
dan neem ik nu, om kwart over twee op deze middag, het besluit dat ik
eerst mezelf moet genezen door mezelf te verwijzen.”
Toen nog duidde ik het
als iets wat mij overkwam. Inmiddels zie ik dat ik stuitte op de kern
van de geneeskunde: je kan alleen anderen helpen door iets aan jezelf
te doen.’
Ook Ornstein zocht en
vond professionele hulp, maar trok andere conclusies: hij verliet het
vak en schoolde zich om tot professional coach. ‘Ik
doe niet anders dan anderen helpen.’
Zelfhulp
De Wit en Ornstein
maken al jaren deel uit van Anonieme Dokters. Deze
zelfhulpgroep bestaat sinds 1982 en volgt het voorbeeld van de Anonieme
Alcoholisten, in 1935 opgericht in de Verenigde Staten.
Doel: herstel van het
geschonden zelfvertrouwen.
Ongeveer 80 artsen
hebben in de loop der jaren aan de groep meegedaan, ontevreden over het
werk en gebukt gaande onder alcohol- of nicotineverslaving,
relatieproblemen of botsingen met patiënten of collega’s.
Negen leden telt de
groep nu, die elkaar eens in de veertien dagen op een zaterdagochtend
ontmoeten in een hotel in de buurt van Utrecht. Het doel: luisteren.
Alleen wie zijn verhaal vertelt, krijgt het woord.
Iedereen, zo verwoordt
De Wit dat treffend, offert om de beurt de luisteroefening op om de
anderen iets te geven om naar te luisteren.
Commentaar is niet
welkom, hooguit in de wandelgangen: ‘Wij dokteren niet aan elkaar. We
luisteren. Naar wat de ander vertelt, naar geluiden, maar ook naar
hetgeen het verhaal bij jezelf oproept.’
Vormt de inhoud van de
verhalen dus niet de kern van de oefening, toch helpt het om te
luisteren naar mensen met wie je iets gemeen hebt.
Daarom bestaat de
groep alleen uit mensen met het artsdiploma, dus zelfs geen
dierenartsen of tandartsen: ‘Daar zijn we streng in.’
Dokters lopen extra
risico om af te branden. Want wie altijd naar anderen luistert,
luistert op den duur niet meer naar zichzelf.
Rem
Het werkt
verhelderend, weet De Wit, die al acht jaar meedoet: ‘Eén keer in de
veertien dagen neem ik vier uur lang de tijd voor mezelf. Ten opzichte
van familie, vrienden, collega’s eis ik die uren op.
Even aan de rem te
trekken: gaat het wel zo goed als ik denk? Dat begint al als ik de auto
start om weg te rijden: wat zal ik deze keer vertellen?
En of het nou gaat om
een conflict met een specialist of om een probleem waar mijn dochter
mee kampt, het brengt me ertoe na te gaan hoe het echt met me gaat.
Het is een rustpunt,
een moment om me daarvan bewust te zijn. En het helpt. Je zit in een
draaimolen, dat gáát maar door.
Dus is het goed
regelmatig even om te kijken: wat gaat er goed, wat gaat misschien niet
zo lekker? Het dwingt je stil te staan bij waar je gewoonlijk aan
voorbijloopt.’
Ornstein: ‘Het motief
om toe te treden tot deze groep is wanhoop. De lucht moet dik zijn van
wanhoop. Complete ellende, geen kant meer uit kunnen.
Het is gebruikelijk om
de schuld aan een ander te geven: aan God, of aan je genen, aan
specialisten, aan patiënten.
Als je inziet dat je
niemand meer de schuld kunt geven, is de wanhoop compleet. Dan staat
het water aan je lippen en kan je de beslissing nemen om iets aan
jezelf te doen.
Je voelt je machteloos
en weet dat je hulp nodig hebt. Kom dan in ieder geval hier, zeggen we
dan.
Dat betekent niet dat
iemand geen psychotherapie zou moeten doen of zich misschien zou moeten
laten opnemen. Wie zijn been breekt, moet tenslotte ook in het gips.
Ook Steven en ik zijn
in therapie geweest, voordat we in de groep kwamen.’
Risico
Door schade en schande
wijs geworden weten de twee artsen dat juist dokters extra risico lopen
om af te branden. Want wie altijd naar anderen luistert, luistert op
den duur niet meer naar zichzelf.
Ornstein: ‘Wie kiest
voor de rol van hulpverlener, en dus ook van arts, leidt een riskant
leven. Die is altijd bezig naar buiten te kijken, adviezen te geven,
zichzelf op te offeren.
Dat is het werkelijke
beroepsrisico van de dokter. Dat je hulp verleent aan de ander zonder
dat je hulp verleent aan jezelf.’
De Wit valt in: ‘Dat
is precies mijn verhaal. Ik moet mijn grenzen stellen, me niet laten
opeten. Als dokter moet je leren nee te zeggen, anders loop je leeg. Je
wilt aardig gevonden worden, graag helpen. Maar hoe ver ga je daarin?’
Ornstein: ‘Deze
zelfhulpgroep doet iets wat iedere dokter zou moeten doen:
introspectie, naar binnen kijken. In het ziekenhuis vond ik niets van
wat ik versta onder ‘helpen’.
Er was ook geen plek
om mezelf te helpen. Ik mis de eigenschappen om mezelf daar overeind te
houden.
Pas achteraf weet ik
dat ik het niet had gewild, ook al had ik het wél gekund. Ik wil geen
leven leiden in de gezondheidszorg.
Voor Steven is dat
anders. Die is huisarts geworden en gebleven.’
De Wit: ‘En ik vind
het nog steeds een leuk vak. Veel collega’s lopen er ook helemaal niet
in vast. Die kunnen goed doseren.
Dat is kennelijk een
kwestie van persoonlijkheid. Maar als er persoonlijke kwesties spelen,
gaat het in je werk ook niet lekker. Dan zit je niet lekker in je vel,
en dat gaat botsen.
Het laatste wat een
dokter wil opgeven, is het vak. Zelf heb ik daar destijds ook lang aan
vastgehouden. Tot ook dat in elkaar klapte en ik met lege handen stond.’
Zieke dokters
De naam van Peter
Lens, huisarts en voormalig regionaal inspecteur voor de
gezondheidszorg in Noord-Holland, valt vaak in het gesprek.
Hij zorgde ervoor dat
het contactadres van de Anonieme Dokters in 1985
een plaats kreeg in Medisch Contact, onder de
inmiddels verdwenen lijst van Landelijke Contactpersonen voor artsen in
nood.
Hij was het ook die
een jaar eerder met zijn proefschrift Zieke dokters
voor het eerst aandacht vroeg voor de dokter als patiënt.
Terecht, zegt De Wit:
‘Hoeveel van ons hebben zelf een huisarts? Niet veel! Zij ontnemen zich
de mogelijkheid om op iemand toe te stappen als het niet meer gaat.
Daarom is deze groep
voor mij zo belangrijk. Ik moet echt een goede reden hebben om niet te
gaan.
Eens in de twee weken
wil ik geen dienst doen op zaterdag. Ik heb wel eens uitgelegd waarom
niet, maar er werd alleen maar wat glazig gekeken.
Collega’s vinden het
kennelijk eng, zo’n groep. Eng om te praten over hoe het werkelijk met
je gaat. Of ze vinden het zweverig en willen er niets mee te maken
hebben.’
Ter bescherming van de privacy zijn de namen van
beide artsen gefingeerd en zijn enkele herkenbare gegevens veranderd.
Bron: Medisch Contact
naar
boven
|